-
1 telefoneren
♦voorbeelden:met iemand telefoneren • telephone someoneik heb er met hem over getelefoneerd • I've spoken to him about it on the phonenaar iemands kantoor telefoneren • phone someone's officeII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [door de telefoon zeggen] telephone♦voorbeelden: -
2 telefoneren
♦voorbeelden:1 met iemand telefoneren • téléphoner à qn.naar iemands kantoor telefoneren • téléphoner à qn. à son bureau -
3 naar iemands kantoor telefoneren
naar iemands kantoor telefonerentéléphoner à qn. à son bureauDeens-Russisch woordenboek > naar iemands kantoor telefoneren
-
4 naar iemands kantoor telefoneren
naar iemands kantoor telefonerenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > naar iemands kantoor telefoneren
Перевод: с нидерландского на все языки
со всех языков на нидерландский- Со всех языков на:
- Нидерландский
- С нидерландского на:
- Все языки
- Английский
- Французский